vrijdag 15 juni 2012

Maak kennis met...

In Amsterdam staat veel leeg. Het gaat om panden waar voor kortere of langere periode geen invulling voor is. Om de risico's van leegstand te vermijden, schakelen pandeigenaren Zwerfkei in om verantwoordelijke tijdelijke beheerders in deze panden te plaatsen. Graag stellen we een aantal van hen aan je voor.
Maak kennis met Job Romijn.

Ik ontmoet Job in zijn woonruimte op 
de bovenste verdieping van het voormalige gemeentearchief in de Diamantbuurt. Oorspronkelijk was dit het raadhuis van de gemeente Nieuwer Amstel (tegenwoordig Amstelveen), maar mettertijd werd het door Amsterdam opgeslokt. Het imposante gebouw, dat aan de voorzijde uitkijkt over de Amstel, biedt momenteel onderdak aan een aantal creatieve ondernemingen en daarnaast dus aan Job. Hij woont op de zolder, in een grote ruimte die ook dienst doet als werkplek. 

Ik vraag hem naar zijn bezigheden.

“Ik doe veel verschillende dingen. Ik ben eigenlijk een innovatieve probleemoplosser. Ik help mensen met allerlei problemen, in allerlei situaties. Dat komt een beetje voort uit het gegeven dat ik niet zo van zekerheid, van voorspelbaarheid houd. Ik noem dat sleur.”
Antikraak is dan ook echt wat voor Job. Toen hij eenmaal in een ongewoon pand had gewoond (een voormalig bankgebouw), was hij verkocht. 
“Toen heb ik meteen gezegd: ‘Doe mij voortaan maar rare panden. Ik wil geen woonhuis meer.’ Ik vind het helemaal geweldig. Je kan de dingen zelf indelen. In dit soort ruimtes bijvoorbeeld...” Hij maakt een wijds armgebaar. “In zo’n grote ruimte kun je zelf bepalen hoe of wat. Terwijl een woonhuis meestal een vaste indeling heeft. Sommige mensen willen per se een goede douche en een badkamer en een keuken. Dat vind ik allemaal minder belangrijk.”

De verzameling koffers is een handige verhuishulp.
Job helpt zogezegd mensen. Desgevraagd licht hij dit toe.
“Ik help alles en iedereen. Particulieren leveren meestal geen geld op, dus af en toe help ik een bedrijf. Daarmee verdien ik dan geld en kan ik weer allerlei andere dingen doen.”
Zijn laatste opdracht was voor een bedrijf dat zich bezighoudt met natuursteen. Dit bedrijf klopte in januari bij hem aan met de vraag een weggevertje te bedenken voor op een beurs. Hij ging met hen in gesprek en al snel bleek dat Job nog veel meer voor ze kon betekenen. Hij bedacht, naast het weggevertje, 
een manier van presenteren die beter aansluit bij de klant en hielp bij het ontwerp van de standVoor de afgelopen Provada schakelde het bedrijf Job opnieuw in om mogelijke problemen voortijdig te tackelen. Daarnaast bedacht hij een nieuwe slogan die beter past bij de identiteit van het bedrijf en stond zelf klanten te woord op de beurs.

Ik ben benieuwd of Job veel connecties heeft die hij voor dit soort klussen aan kan spreken.
“Ik ben eigenlijk een soort uitvinder en als ik geen opdracht heb, ben ik aan het rondkijken, dingen aan het verkennen en aan het ontdekken. Ik ben altijd wel op zoek naar iets voor één of ander project.  Een technisch dingetje dat dan weer niet bestaat of niet te vinden is. Maar dan kom ik allerlei dingen tegen die er op lijken. Op het moment dat ik dan zo’n vraag krijg van een bedrijf, weet ik wel waar ik moet zijn.”
Oude postzakken doen dienst als zitzak.

Job is dus uitvinder. Ik vraag hem hoe hij dat zo is geworden. Hij vertelt dat hij afgestudeerd is aan de TU Delft in Hoogspanningstechniek. (“Dat vond ik ook heel leuk, lekker in zo’n laboratorium met bliksem spelen.”) Dat wereldje bleek echter niets voor hem: het was hem te rustig en vernieuwing kwam te langzaam.
Job was altijd al bezig met allerlei projecten, concepten aan het uitdenken. Hij wilde graag iets met die creativiteit doen, maar wist niet goed wat. Hij ging op zoek naar een bedrijf dat hem om zijn creativiteit in dienst wilde nemen, maar omdat hij zijn kunnen nog niet echt kon aantonen, bleek dat lastig. Hij begon boekjes bij te houden met ideeën en bouwde een portfolio op. Vervolgens werd hij gelijktijdig aangenomen op de Design Academy, voor de master Experience Design, op de Hallo Academie voor conceptdenken en communicatie en op de Rietveld Academie.
Dus toen had ik de keuze. Ik kon geen bedrijven vinden waar ik mijn ei kwijt kon, want die vond ik allemaal te "bedrijvig" en te weinig klantgericht. Totaal niet creatief, dat viel me erg tegen. Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om tegelijkertijd de Hallo Academie en het Rietveld oriëntatiejaar te gaan doen. Dat is erg goed bevallen.

Na dit jaar werkte hij in eerste instantie vooral als kunstenaar.
“Ik maakte echt van alles. Had heel veel ideeën, bedacht concepten en soms werkte ik dat uit. Maar uiteindelijk kwam ik er achter dat wanneer ik iets moois maak, ik dat ook ergens moet ophangen of neerzetten en de ruimte waarin vind ik heel vaak niet mooi. Alles er omheen vind ik lelijk. Dat moet dan allemaal veranderd worden, om het meer mijn ding te maken. Lelijke dingen worden nog lelijker als je er iets moois naast zet. Dat ging me irriteren. Ik bedacht dat ik eerst al die dingen moet veranderen, pas dan kan ik weer het verhevene gaan maken. 'Zinloze' kunst. Dus daar ben ik nu mee bezig, ik ben alles wat je dagelijks nodig hebt aan het veranderen; versimpelen en daarmee essentiëler en dus mooier maken.

Vanuit zijn ruimte kijkt Job uit op de klokkentoren.
Nieuwsgierig naar Job’s geschiedenis bij Zwerfkei, vraag ik hem hoe hij bij ons  terecht gekomen is. Hij vertelt dat hij samenwoonde, maar dat de relatie op een gegeven moment spaak liep: één van hen moest het huis uit. Job had al antikraak gewoond en was wel toe aan wat avontuur. Hij stapte binnen bij een makelaar en vroeg met welk antikraakbureau het bedrijf werkte. Men verwees hem door naar Zwerfkei. Hij ging op gesprek en kreeg snel een woning toegewezen.
“Dat was aan de Waldeck Pyrmontlaan. Het was net voor kerst en er moest maar vijf weken op de woning gepast worden voor de nieuwe eigenaren. Die waren bang dat er tussen Kerst en Oud & Nieuw misschien problemen zouden komen. Er zat niets in de woning, alleen een badkamer. Ik heb wat spullen gepakt; een matras, een stoel en een tafel, zoals dat officieel hoort en ben er direct naartoe verhuisd. Een verademing, zo'n leeg huis!
Na dit huis kwam ik terecht in een bankgebouw aan de Herengracht. Helemaal fantastisch! Marmeren vloer, tromp-l’oeil schilderij in de gang, alsof er een tweede gangetje zat, een schuilbunker in de tuin. Ik zat op een verdieping van voor tot achter, ik had zo'n 200 vierkante meter aan de gracht. Geweldig!”

Toch is dit bankgebouw voor Job niet het mooiste pand dat hij heeft bewoond. Dat is namelijk het Nieuwe de la Mar Theater, waar hij een paar maanden woonde voor het verbouwd werd. Hij gebruikte de voormalige artiesteningang als entree en via een raar gangetje kwam hij dan in zijn woonruimte: de theaterzaal. Die was nog helemaal intact, compleet met podium, stoelen en gordijnen. Midden op het podium stond zijn bed. Hij noemt het de meest fantastische ruimte ooit.
“Het grappige is: je gaat je ook anders gedragen. Je voelt je op de een of andere manier toch een beetje bekeken. Je wordt je nog bewuster van de manier waarop je dingen doet. Dat paste heel goed bij mij op dat moment, het voelde nooit gek.”

Job maakte wel vreemde dingen mee in het pand. Zo hoorde hij eens een soort spook. Op een hoogte waar dat eigenlijk niet kon, omdat er niets zat, alleen lucht, nam hij gebonk waar. Ook maakte hij kennis met een Amsterdamse dakenklimmer.

Job bekleedde wat wanden met wit camouflagenet.
“Ik zag 's nachts een man op het dak en dacht eerst dat hij wilde inbreken in het American Hotel erachter, maar hij had helemaal niets bij zich. Ik maakte een foto van hem en was de politie al aan het bellen, toen hij over de daken en via een noodtrap naar beneden verdween. Drie maanden later woonde ik in het hotelletje waar die noodtrap bij hoorde. Ik kwam een keer thuis en zag op straat diezelfde man lopen, in exact dezelfde kleren. Ik zette snel mijn spullen weg en ging achter hem aan. Ik dacht dat hij café De Smoeshaan in ging, maar daar bleek hij niet te zijn. Het barpersoneel had hem ook niet gezien. Maar ik wist: hij is daar ergens! Ik wilde weten hoe het zat. Ik ben terug gegaan naar het hotel en heel stilletjes, zonder de lichten aan te doen, door de achterdeur de noodtrap op gegaan. Ik hoopte de man op het dak te zien en zo te achterhalen wat hij nou aan het doen was. Een paar minuten later hoorde ik ineens: “kloenk kloenk kloenk”. Voetstappen op de noodtrap! Er kwam iemand omhoog richting het dakje waar ik op stond. Op dat moment kon ik niet meer stilletjes weg. Er kwam iemand boven en het bleek die man te zijn. Ik stak mijn hand naar hem uit en zei: ‘Hallo, ik ben Job.’ Hij viel bijna van de trap van schrik, maar stelde zich ook aan mij voor. We raakten aan de praat en hij legde uit wat hij hier nou eigenlijk deed. Het bleek dat hij door heel Amsterdam voor zijn plezier op daken klimt, omdat hij graag het hoogste punt van gebouwen opzoekt. Interessant vond ik dat.
Later zat ik eens op het terras van De Smoeshaan een vriendin over dit voorval te vertellen en terwijl ik met mijn verhaal bezig was, kwam hij weer langs lopen. Dat was erg grappig. Het zijn de avonturen die het leuk maken.”

Op sommige delen van de zolder waan je je in een molen.
Dat Job van avontuur houdt, blijkt ook wel uit de panden die hij nog op zijn verlanglijstje heeft staan. Zo zou hij graag nog eens in een bunker wonen. Omdat ze onverwoestbaar zijn, op rare plekken staan en je een panoramisch, maar gekaderd uitzicht hebt door de schietgaten en observatiespleten. Zou zo’n ruimte hem niet beklemmen?
“Nee. En anders zou ik er gewoon een kas naast bouwen, dan heb je een donkere en een lichte ruimte.”
Ook een schip en een kerk spreken hem wel aan. Eigenlijk is hij wel te porren voor elk ongewoon pand, ook als er weinig voorzieningen zijn. Daar schuilt dan weer de uitdaging in.
“In de panden waar ik woonde, was de verwarming vaak oud en regelmatig stuk, dus ik ben wel wat gewend. Een douche is wel fijn, maar ook een periode zonder douche is te overbruggen. Ik heb in het pand hiernaast gezeten en dat is een monument, dus er mag niet zomaar iets veranderd worden. Het zou maar drie maanden duren en voor die korte tijd werd geen douche geplaatst. Ik was toen twee keer per week bij een duikvereniging, een keer per week in buitenwater en ik zat veel bij vrienden, dus dat ging wel een tijdje.  Maar op een gegeven moment, toen het langer duurde, heb ik wel een nooddouche gemaakt met een drukvat, zodat ik in ieder geval iets kon. Douchen is toch wel een heel prettige activiteit.”
Ondanks zijn flexibiliteit, vindt Job de onzekerheid wel een nadeel als hij op vakantie gaat. Als je naar het buitenland vertrekt hoop je dat je niet tijdens je vakantie hoeft te verhuizen. Dan moet je of terugkomen, of vrienden inschakelen. Ook noemt hij onaangekondigde bezoekjes van makelaars, die in het verleden wel eens voorkwamen, onprettig. Maar de nadelen wegen voor hem niet op tegen de voordelen.

Aangezien Job inmiddels een doorgewinterde antikraker is, ga ik ervan uit dat hij een slim systeem heeft bedacht voor het verhuizen. Hij beaamt dit. Wijst naar zijn meterslange bureau/tafel.
“Ja, kijk: de tafelbladen (van karton – red.) zijn superlicht. De bakken waar ze op leunen zijn eigenlijk al ingepakt. Als ik ga verhuizen, hoef ik er alleen nog maar een spanband overheen te doen. Voor mijn kleren heb ik een paar hele grote tassen. Ik pak alles van het rek en gooi het in die tassen. Die rekken schroef ik uit elkaar met een paar vleugelmoertjes. Ik probeer alles gewoon zo licht en verhuisbaar mogelijk te maken. Het regelmatige verhuizen helpt mij om alles lean and mean te houden, ik sjouw geen onnodige ballast mee.
Sommige mensen wel, hoor! Ik heb mensen gezien die op de Keizersgracht eikenhouten bankstellen naar de vierde verdieping gingen slepen, koelkasten van twee meter hoog, wasmachines... Ik stond er echt met verbazing naar te kijken. 
Sommige mensen haken snel af bij antikraak. Het verhuizen en makelaars die langskomen vinden ze onhandig. Het vraagt natuurlijk ook wel wat flexibiliteit. Er is altijd wel iets onhandigs aan zo'n pand en er zijn lekkages en storingen aan installaties zoals verwarming, elektriciteit, brandmelder, etc. Dus je moet echt een beetje verantwoordelijkheidsgevoel hebben en problemen signaleren, melden en/of zelf oplossen. Als je dat niet leuk vindt, kun je beter geen antikraak doen.
Bij een groot pand komt een grote sleutelbos.
Ik vraag Job hoe belangrijk de ruimte voor hem is.
“Erg belangrijk. Veel mensen hebben behoefte aan zoveel mogelijk mensen om zich heen, die zoeken dat ook op. Ik heb dat af en toe, maar ik heb soms de behoefte me even helemaal terug te trekken. Dan vind ik zo’n grote ruimte als dit echt geweldig. Je kunt van alles doen, zonder dat je je opgesloten voelt en dat is eigenlijk hetgeen ik het meeste waard vind. Soms woon je wel eens in een hele kleine ruimte, maar als je dan een beetje uitzicht hebt, vind ik het ook prima. De ruimte moet èrgens zitten. Binnen of buiten, dat maakt niet uit. Maar je moet hem kunnen zien en daardoor ervaren. Als dat kan, ben ik helemaal blij. En ik vind het ook leuk om helemaal boven in panden te zitten. Dan ontstijg je toch een beetje het alledaagse gedoe. Het is hetzelfde als je met een bootje over de grachten vaart. Het is een heel andere dimensie qua snelheid. Op straat moet je goed opletten, er gebeurt van alles, er is veel herrie, het is druk. Als je op het water zit, is het allemaal veel rustiger. Je ziet wel alles, maar je ziet de dingen op een andere manier. Dat heb je ook als je hoog woont. Dan beweegt alles van meer afstand en dus trager. Dat is erg mooi.”

Job geeft me tot slot nog een rondleiding over de verdieping. Over avontuur gesproken! We gaan een deur door en komen uit op een klein halletje, waar een douche staat. Tussen de douche en de wand zit een kier, waar we doorheen gaan. We komen terecht in een lage ruimte vol buizen en pijpen. Het ronkt en bromt er, het ruikt stoffig en een beetje naar machines. Ik kan hier, met mijn 1.60 meter, net niet rechtop staan. Voor Job, die twee meter lang is, is het dus nog een stuk lastiger om zich voort te bewegen. Halverwege de ruimte, aan de rechterkant, zit een deur. Job opent hem en het daglicht stroomt naar binnen. Tot mijn verbazing staan we ineens aan een dak. Rechts kijken we vanuit de buitenkant op Jobs ruimte, aan de linkerkant zie we in de hoogte de klokkentoren van het pand. Prachtig! 

A room with a view...
We gaan weer naar binnen en vervolgen onze weg tussen de buizen. Aan het einde van het vertrek zit weer een deur, ditmaal een ouderwetse van zwart geschilderd metaal, die opent met een grote metalen hendel. We komen in een grotere, hogere ruimte met veel hout: houten wanden, houten balken en houten trappetjes. Het doet denken aan het interieur van een molen. We klimmen een ladder op en lopen over een ongelijke vloer naar het andere einde van het pand. Geregeld moeten we bukken voor dikke dwarsbalken. We komen opnieuw bij een trap en beklimmen deze. Hij komt uit op een klein en donker rond plateautje, waar we nogmaals een ladder vinden, hoger en steiler dit keer. Wederom klimmen we naar boven en nu komen we terecht in een nog kleinere ronde ruimte. We bevinden ons nu in de klokkentoren. De klok, die zich boven ons hoofd bevindt, slaat op dat moment drie keer. In het zachte bruine hout rondom zijn talloze namen en jaartallen gekrast door mensen die ons voorgingen. Maar het mooiste moet nog komen. Job schuift een klein raampje vanaf de vloer een stukje omhoog en zo kunnen we de smalle balustrade om de toren op. Voorzichtig klimmen we naar buiten en dan blijken we ons tientallen meters boven alles in onze omgeving te bevinden. Het uitzicht is adembenemend. Ik kijk naar beneden, naar de kleine mensjes op straat, de miniatuurfietsjes en Madurodam-autootjes. Het is een beetje onwerkelijk en alles daar beneden schijnt erg ver weg. Het klopt, wat Job zegt: het lijkt inderdaad allemaal wat langzamer te gaan. En het is mooi. Heel mooi.

Contact met Job? 
http://www.bedenker.com/